“Welke gebeurtenis heeft de meeste indruk op je gemaakt?”
Deze vraag las ik op een zomeravond in een interview met filosoof en schrijver Stine Jensen. ‘Haar antwoord was dat ze voor de serie ‘Dus ik ben…’ in Zuid-Korea dertig minuten in een kist had gelegen, als onderdeel van een intense confrontatie met jezelf en waar je voor leeft.
Ik was gefascineerd door dat antwoord en wilde meteen de uitzending zien. Die bleek kort daarvoor uitgezonden en ik keek de aflevering meteen terug.
Wat ik zag, raakte me. De beelden kwamen aan. Ik wist dat als iets voor mij, als toeschouwer vanuit een veilige huiskamer, al zoveel impact had, het voor de deelnemer nog vele malen intenser moest zijn.
De uitzending heeft me in de daaropvolgende dagen niet meer losgelaten. Ik bleef er maar over nadenken. Vroeger had ik namelijk al eens gedachtenspinsels gehad over zo’n directe confrontatie met jezelf en je eindigheid hier.
Nieuwsgierig naar hoe je zoiets zou ervaren en ook om het leven daardoor meer te gaan waarderen. Maar dat idee vond ik toen meteen zo absurd dat ik er nooit meer aandacht aan heb besteed.
Tot ik dus deze documentaire zag. Ongelofelijk, het bestond dus gewoon echt. Weliswaar aan de andere kant van de wereld, maar toch.
Ik werd steeds gemotiveerder om dit zelf mee maken. Al ging de communicatie vooraf, door de taalbarrière en het cultuurverschil, uiterst moeizaam.
Mij werd op het hart gedrukt wel een tolk mee te nemen, omdat het gehele programma in het Koreaans zou plaats vinden. Een concrete afspraak en bevestiging leek niet mogelijk, het bleef allemaal erg vaag.
Omdat ik al nattigheid voelde, gezien het feit dat de Koreanen niet zo lang zijn als Nederlanders, peilde ik van tevoren of ik met mijn 1.93 meter wel in een kist zou passen.
Het antwoord dat ik kreeg was dat de geschatte lengte van de kisten 1.80-1.90 was…
Goed, ik ging dus naar de andere kant van de wereld voor een programma zonder bevestigde afspraak, waarvan ik geen woord zou verstaan en waarbij ik voor het hoogtepunt van het programma – datgene waar het voor mij om draaide – te lang zou zijn eraan mee te doen.
‘Aha. Waarom heb ik mezelf dit plan in vredesnaam op de hals gehaald?’, schoot het door me heen.
Toch ben ik een paar dagen later gegaan. Want ik was vastberaden en móést dit meemaken.
Ik was goed voorbereid toen ik aankwam in Seoul. Op de dag van het geplande seminar gaf ik de Koreaanse taxichauffeur een briefje met het adres in het Koreaans, want Engels spreken ze in Zuid-Korea bijna niet.
Na meer dan een uur in de taxi en nadat de chauffeur veel had gebeld onderweg, waarbij hij continu aan hulplijnen leek te vragen waar hij naartoe moest, stopte hij ineens om de weg te vragen aan een politieagent.
Ik keek op m’n horloge en zag dat ik nog maar 5 minuten had tot het programma zou beginnen en het leek er totaal niet op dat ik ook maar in de buurt was.
Ik had al m’n laatste hoop dus gevestigd op deze agent, maar zonder er een woord van te verstaan oogde deze helaas ook al niet bijster zeker in zijn antwoord.
De taxichauffeur begon maar weer te rijden. Ineens stopte hij, aan de kant van een drukke weg en wenkte dat dit het was. Ik geloofde hem niet. Midden aan zo’n drukke weg, dat kón het toch niet zijn.
Handen- en voetenwerk volgden, maar de chauffeur hield voet bij stuk. Ik stapte uit, maar dacht meteen: ‘hier is het zeker niet, die chauffeur wilde zeker van me af; hoe ga ik hier ooit weer wegkomen?!’
Ik begon maar te lopen. Ineens zag ik achter de bomen langs de drukke weg een statig gebouw opdoemen. Met een grote, steile stenen trap leidend naar de ingang helemaal bovenin. Iedere trede genummerd op de afbeelding van een lotusbloem.
Ik liep de geheimzinnige trap op, onwetend waar hij me zou brengen. Het paste helemaal bij de mysterieuze weg hiernaartoe, die al dagen geleden in Nederland begonnen was en de afgelopen uren alleen maar gekker werd.
Er was nog steeds niemand te zien.
Boven aangekomen zag ik schoenen staan en in de open ruimte achter de trap was er een meditatie gaande begeleid door muziek, waaraan twee mensen meededen: de een leek een monnik en leidde de meditatie.
Ik liet m’n schoenen staan en sloop op sokken langs de open ruimte. Naar boven. Overal was het donker.
Trap op, trap af. Dolend door het grote gebouw. Op de paar mediterende mensen beneden na, was er helemaal niemand te bekennen en overal waren de lichten uit.
Ik kwam op een balkon achter het gebouw terecht en zag tegen de achtergrond van de groen begroeide heuvels, ineens een tuin met een gigantische gouden Boeddha.
Het voelde allemaal erg surrealistisch. Die totale verlatenheid in the middle of nowhere, in combinatie met de mysterieuze sfeer in het gebouw en de inmiddels urenlange zoektocht in een land waar je als westerling geen letter kan lezen.
Maar ondertussen zag ik wel het hele doel van mijn reis langzaam in duigen vallen.
Het tijdstip waarop het programma had moeten beginnen, was inmiddels ruim verstreken. Terwijl ik op de bovenste etage stond, in een leeg en donker gebouw, dacht ik: ‘leuk geprobeerd, maar toch helemaal voor niks naar Zuid-Korea gegaan!’.
Toch ben ik gebleven. Blijven zoeken tot ik iemand tegenkwam. ‘Ik ben er nu toch en heb niets meer te verliezen’, dacht ik. En als ik ergens voor ga in het leven, ga ik er met vastberadenheid ook echt volledig voor.
Er zelf altijd álles aan doen. Iets wat ik vanaf jongs af aan op de boerderij waar ik opgegroeid ben, heb meegekregen. Alles wat in je macht en invloedssfeer ligt. Vaak is dat véél meer dan we denken. Doorgaan waar anderen het al lang hebben opgegeven, leerde ik van mijn vader.
Nadat ik inmiddels al een keer of drie op alle verdiepingen was geweest, kwam ik in het donkere trappenhuis ineens een schoonmaker tegen. Ik liet hem mijn Koreaanse kaartje met adres zien en hij gebaarde naar boven.
Maar daar wás ik al geweest. Al een aantal keer. Dat kon ik hem toch niet duidelijk maken, dus maar weer een etage omhoog. Juist op dat moment kwamen er ineens mensen de trap oplopen. Eindelijk andere mensen!
Weer mijn kaartje laten zien. Ik zag herkenbaarheid in hun ogen. Ze gebaarden me: ‘kom maar mee’.
Het bleken net als ik deelnemers te zijn. Kennelijk was er in de vage half Koreaanse/half gebrekkig Engelse mailwisseling vooraf, miscommunicatie geweest over het tijdstip en begon het een paar uur later dan wat mij bekend was.
En ineens viel het allemáál mee. Door een Engelssprekende deelnemer die de vragen op papier voor me vertaalde, kon ik het programma goed genoeg volgen en wonderwel was er speciaal voor mij een kist opgetrommeld waar ik ook nog in zou passen.
Daar lag ik dan in de kist. Als climax van een heftig 6-uur durend seminar. In een vreemd land. In een totaal andere cultuur. 10.000 kilometer weg van Nederland. Wat ik daarvoor had ondergaan was al bizar, maar dit sloeg werkelijk alles.
Snikheet, want buiten was het meer dan 30 graden en de zon scheen fel op het deksel buiten in de open lucht.
M’n benen en handen waren bij elkaar gebonden met touw en ik had een lap voor m’n ogen. Niet dat het een verschil maakte, want donker was het toch al in de dichte doodskist.
Het geluid van de deksel die de kist sluit met een doffe dreun, echoot in mijn hoofd nog na.
Dit heeft impact.
Zo is dat dus, als het einde is gekomen. Daar lig je dan. Het is over. Klaar. Er is niets meer. Geen doelen meer om na te streven, geen to-do-lijstjes. Niemand om van te houden.
Niks.
De stilte, de leegte, het donker, het feit dat je nergens heen kan en het besef dat je ook nergens heen hóéft – omdat je er immers niet meer bent – is confronterend. Geen kansen meer, geen hoop, alles op aarde in het voorbije leven ligt achter me. Dit was het.
Pfff.
Dit is heftig. Heb ik het goed gedaan? Was ik een verschil in positief opzicht? Wat zullen ze van me denken? Zullen ze me missen? Heb ik wel zo geleefd om gemist te worden dan? Heb ik spijt?
Ineens gaat het besef van ‘dit was het dan’ over naar een razendsnelle overpeinzing van mijn hele leven.
Eigenlijk net zoals het cliché van de flits waarin alles voorbijschiet.
Nee, dit had anders gemoeten. En dat ook. En tegen die persoon had ik sorry moeten zeggen.
Pff, ik heb fouten gemaakt. Zo zou ik alles niet weer doen. ‘Weer doen?’ Tja, die kans is er nog. Hopelijk.
De tijd lijkt wel stil te staan.
De normaal 30 minuten die achteraf door de grote hitte blijken te zijn ingekort naar 20, lijken nu al een eeuwigheid te duren en ik lig hier in kloktijd nog maar net.
Het is erg benauwd en warm in de kist. Even flitst er door mijn hoofd: ‘Ik ga hier toch niet echt dood?’ Nee, gewoon rustig blijven.
En langzaam maar zeker worden de gedachten steeds minder en kom ik in een staat van ‘zijn’. Niet meer nadenken, maar een vredige overgave dat het goed is zoals het ís.
De realisatie dat ik meer ben dan het vastgebonden en geblinddoekte lichaam dat hier ligt en geen kant op kan. De totale verbondenheid met datgene wat dat ontstijgt. Alsof dat ‘zijn’ uit het lichaam, het beperkte vehikel, is gekropen.
Ik voel innerlijke rust en vrede; de fysieke ongemakken hooguit nog latent op de vage achtergrond aanwezig.
En dan… vanuit het niks als totale verrassing, hoor ik gerommel boven mij. Ineens gaat het deksel van de kist en ik weet niet wat me overkomt: frisse lucht. Wat een zálig gevoel.
Het licht gaat al dwars door de lap op m’n gezicht. Die wordt weggehaald en ik doe m’n ogen open: wat fél.
Ik knijp ze samen om ze tegen het overdonderende zonlicht buiten te beschermen. Ik word overeind geholpen. Kijk naar m’n benen en zie ineens dat ik van top tot teen bedekt ben met zweetdruppels.
Ik moet echt weer even ‘landen’ in m’n lichaam. Alsof ik ontdek dat ik ledematen heb.
Ja, het was heel warm, maar de mentale ervaring was nog indringender dan de fysieke. De frisse buitenlucht blijft een zalige gewaarwording. Ik heb me zelden zo levend gevoeld.
Ik ben nog een beetje beduusd en kom rustig bij. Net als andere deelnemers. Sommige zijn flink van slag.
De ervaring van het programma was heel intens en zal ik niet meer vergeten.
Het doffe geluid van de houten deksel die de kist boven me sloot –terwijl ik er met gewaad aan, handen en voeten gebonden en een lap voor m’n ogen in lag – klinkt soms nog na in mijn hoofd.
En daar ben ik blij mee, want dat herinnert me eraan iedere dag te genieten en doelgericht en gefocust te leven. Want dit aardse leven heeft een deadline.
De Boeddhistische monnik, die het programma leidde en de oprichter is van dit fenomeen in Zuid-Korea, bleek door de taalbarrière al die tijd in de valse veronderstelling dat ik een journalist was en ontdekte pas helemaal aan het eind, tot zijn grote verrassing, dat dat niet klopte.
Dat ik er alleen was gekomen om het zélf te ervaren. Niet voor een rapportage. Dat had hij nog nooit eerder meegemaakt van een niet-Koreaan.
Hij kon het eerst niet geloven en was daarna zo onder de indruk dat hij meteen met me op de foto wilde als herinnering.
Ik met in m’n hand mijn persoonlijke ‘afscheidsfoto’. Ik vond dat poseren toch wel wat ongemakkelijk en eigenlijk zelfs ongepast, zeker na nog onder de indruk te zijn van de heftige ervaring van vlak daarvoor.
Maar na deze paar dagen in Zuid-Korea had ik al meer van dat soort ongemakkelijke taferelen meegemaakt. Onderdeel van de cultuur. Dus inmiddels keek ik er niet echt meer van op.
Dezelfde avond laat vloog ik nog terug naar huis. Wat ik meenam als bagage was het inzicht dat zo’n ervaring de ogen opent voor dat waar we écht voor willen leven.
Zonder dat daar eerst een nare aanleiding voor nodig is. Zoals dat vaak gebeurt.
De ervaring die ik daar in Zuid-Korea had opgedaan betekende het ontstaan van Vita Florentis.
Toch was er zeker ook twijfel, want zou het niet te ‘raar’ zijn te beginnen met het eind, en is Nederland hier wel klaar voor?
Rust er niet een te groot taboe op? Duiken mensen er niet liever voor weg?
Vast wel, maar het hield me niet tegen.
Hoe meer ik er namelijk over nadacht, hoe meer ik me realiseerde dat het juist perfect in deze hectische tijd past, waarin we zo moeilijk tot onszelf komen en door alle digitale afleiding die ons zo makkelijk opslokt, langzaam van onszelf vervreemd raken.
Vervreemd raken van waar we eigenlijk echt voor willen leven.
En wat is daarvoor nodig? Uitzoomen en inventariseren.
Daarvoor moeten we vertragen.
Maar meestal zijn we zo druk bezig op de automatische piloot, dat we niet toekomen aan wat het belangrijkste is.
Hét modewoord is druk. Vraag iemand hoe het is, en het antwoord is meestal; ‘druk’. En zo begon het ook in Zuid-Korea1.
Maar door die constante drukte rennen we onszelf voorbij, en vergeten we de essentie.
Ons goed voelen en gelukkig zijn.
Genieten. Bewust zijn.
En daar wil ik al m’n tijd en energie in stoppen.
Nederland wakker maken en ons terug brengen naar de essentie. Door uitzoomend te beginnen met het eind. Daardoor elkaar te inspireren.
Dat is mijn missie met Vita Florentis.
Via een digitale spiegel. The Last Hour Experience. Als het goed is, is het goed. En als er iets aangepast moet, dan kan dat nog.
Ik heb meegedaan in Zuid-Korea. Jij kan gewoon thuisblijven.
Durf jij de ervaring ook aan?
¹ Je kan de documentaire ook zelf nog zien