De oude Grieken hadden 2 woorden voor het begrip ‘tijd’:
1. Chronos; de chronologische en meetbare kloktijd. Kwantitatief in aard.
2. Kairos; de ervaringstijd. Subjectief en kwalitatief. Soms voelen uren als seconden. En andersom. Het is de tijd die je ervaart in de ‘FLOW’. Of eigenlijk ervaar je dan geen tijd. En is er alleen ‘zijn’.
“Wat gaat de tijd snel” geeft de discrepantie aan tussen ervaringstijd en kloktijd. Want die laatste verstrijkt gewoon altijd met 1 seconde per seconde.
Met het voortschrijden van de tijd (1. Chronos), lijkt ‘de tijd’ (2. Kairos) wel steeds sneller te gaan. Komt het door het ouder worden en dat we minder nieuwe ervaringen hebben, of door de steeds meer gehaaste, prikkelrijke, en meer veeleisende samenleving?
Wat is leven met de tijd?
De tijd is onze onontkoombare metgezel,
op deze reis.
Maar is hij een vriend,
of is hij een vijand?
De tijd wacht op niemand,
en laat zich niet opjagen.
De tijd leidt ons tempo.
De tijd bepaalt. Altijd.
Vaak gaat de tijd ons te snel,
soms te langzaam.
Tergend traag;
tijdrovende les in geduld.
De tijd is immer onverstoorbaar,
ons verzetten werkt averechts.
Alles op z’n tijd.
Gestaag, altijd vooruit.
Terug kan niet meer.
Afscheid durven nemen en verdergaan.
Niet blijven hangen, altijd weer door.
Accepteren en meebuigen.
Vertrouwen, in het moment zijn.
Het inzicht komt wel,
mettertijd.
Onze resterende tijd korter,
de inzichten dieper.
Dat is leven met de tijd.
Julian van der Wouden – Vita Florentis